Menu Zoeken

Jenny Smets

Afgestudeerd in 1989; fotoredacteur van Vrij Nederland sinds 1999. Foto: Kadir van Lohuizen
'Als je de beste bent dan heb jij geen probleem.'

Frénk van der Linden noemde haar tijdens een discussieavond in Pakhuis de Zwijger 'de moeder van de fotografie'.

Jenny Smets studeert kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, loopt stage bij de Rijksdienst Beeldende Kunst en krijgt daar ook haar eerste baan. Ze is betrokken bij de inventarisatie van de beroemde Hartkamp-collectie en maakt een tentoonstelling over het Nederlandse fotoboek. In 1990 volgt de overstap naar dagblad Trouw waar ze chef van de fotoredactie wordt.

'Ik ben helemaal niet de moeder van de fotografie zoals Frénk van der Linde onlangs zei. Het trieste is dat fotografen vaak helemaal geen andere plek meer hebben om heen te gaan. Waar kan een fotograaf nu nog heen als hij een verhaal kwijt wil? Dat was in het verleden anders.

Oorspronkelijk wilde ik de school voor journalistiek doen, maar die had een hele slechte naam en iedereen zei dat als je toch wilde gaan studeren, ga dan naar de faculteit der letteren en dat is kunstgeschiedenis geworden. Het was een zware sollicitatieprocedure bij Trouw, maar ik stapte er heel laconiek in. Ik was 24 dus ik dacht: ik maak geen enkele kans, niks te verliezen. Maar in ronde vier zat ik bij de laatste twee. Ze kozen uiteindelijk voor iemand met meer ervaring, maar die werd na een jaar al weer ontslagen en toen kwamen ze terug. Of ik het alsnog wilde proberen. Ik werkte toen voor Kunstkanaal en deed ook allerlei andere dingen en ik had inmiddels gehoord dat het wel heel zwaar was. Jaap Timmers, de toenmalige hoofdredacteur, kwam toen persoonlijk bij mij thuis een kopje thee drinken, op mijn studentenkamertje, en die haalde mij over.

Ik heb na 6 jaar ontslag genomen bij Trouw met het idee dat ik toch weer wat meer het kunstcircuit in wilde, wat langere projecten doen en niet altijd dat hijgerige nieuws. Kort daarop vroeg echter het Parool of ik bij hun kwam werken en omdat het in het begin 3 dagen was, kon ik mijn eigen dingen er naast blijven doen. Maar na een paar maanden werkte ik daar toch ook weer fulltime. En al snel kwam toch weer die behoefte om iets buiten de journalistiek te doen.

En toen belde Vrij Nederland [VN]. Ik ben met het blad opgegroeid en toen ik studeerde leerde je alles over de hoogtijdagen van VN, de kleurenbijlage, de fotografen die ervoor werkten. Dat was heel wat voor die tijd. Toen ik werd gevraagd was Joop van Tijn net overleden en dat was ook de reden dat ze op zoek gingen naar een fotoredacteur, want Joop van Tijn deed heel veel zelf.

Waarom ik het deed? Ik denk toch om de titel en ook om het idee dat het gouden tijden had gekend. Een uitdaging, zoiets. Klinkt als een cliché misschien, maar dat was het wel. En ook wel iets van: 'Als ik als fotoredacteur in Nederland wil werken dan is dit wel het blad waar ik de meeste affiniteit mee heb, waar ik het gevoel heb dat ik er het meest thuis hoor, het meest zou kunnen.'
En dat gevoel heb ik nog steeds wel. Er is in Nederland geen enkel ander tijdschrift waar ik voor zou willen werken. Als het niet meer voor VN is, zou ik überhaupt niet meer als fotoredacteur willen werken in Nederland. Ik werk er nu parttime [3 dagen] en doe er steeds meer buiten. Ik zou het niet meer anders willen.'

Moeilijke tijden

'In 1999 werd er al geklaagd. Ik denk dat ik nog een staartje van de gouden tijden heb meegemaakt. Maar de echte gouden tijden voor de fotografie van VN lagen voor mijn tijd. Toen ik kwam was het al moeilijker om fotografen naar het buitenland te sturen. Het was toen ook al geen vetpot meer. En dat is het natuurlijk wel ooit geweest.

Als je nu die mooie verhalen hoort van vroeger, van de kleurenbijlage, van fotografen die maanden op pad waren, die maanden bezig waren, ook schrijvers, niet alleen fotografen. Dat was echter al weg en het bleef weg. Daar kon ik niets aan veranderen. En dat had ik ook niet verwacht. Ik heb bij Trouw gewerkt en daar was het geen vetpot, bij Het Parool ook niet, dus zolang ik werk heb ik geen gouden tijden meer meegemaakt waarin alles kon. Maar voor een deel is dat ook heel leuk. Als je niet veel geld hebt, dan moet je dat zien te compenseren, dus moet je het ook interessant maken om voor een blad te werken en je moet ook zorgen dat het werk van je fotografen er goed in komt. Dat maakt het voor jezelf ook leuker.

Als een van de weinige bladen hebben we elke week een fotodocument van minimaal 8 pagina's, een flink deel van het blad. Laatst kwam weer naar voren dat het fotodocument van VN door de lezers heel erg gewaardeerd wordt. Ik denk dat fotografie op de redactie nog wel eens onderschat wordt, maar dat het met name in blad als VN een heel belangrijke functie heeft. In het verleden moest ik voor het fotodocument heel hard knokken. Het lukte me tot twee jaar geleden niet om er een vaste rubriek van te maken en dat is het nu wel. Het staat nooit meer ter discussie.

Met een zekere regelmaat is het fotodocument een echte fotoreportage. Voor mij is het criterium dat het een op zichzelf staand geheel moet zijn, waarbij de fotografie het verhaal vertelt en tekst dus ondergeschikt is aan de fotografie, het moet beeldend interessant zijn, inhoudelijk interessant. Dat zijn de criteria.
Dat er buiten het fotodocument veel portretten in VN staan, dat klopt. De interviewvorm wordt bij ons momenteel heel veel toegepast, te veel, dus we missen ook echt de reportage. Dat geldt dus ook voor tekst. Dat moet als genre ook echt terugkomen, vinden we.
Het heeft zeker ook met tijd en geld te maken. We moeten nu met veel minder mensen het blad maken, en dat blad staat enorm onder druk. Een reportage maken is lastiger dan een interview. Maar we zijn volop bezig om daar een oplossing voor te vinden, dat de reportage weer terugkomt.

Het aanbod is gigantisch, er zijn ontzettend veel fotografen op dit moment. Fotografen hebben veel meer concurrentie gekregen. Ieder jaar komen er weer veel mensen van de academies af, ik zou niet weten waar die allemaal hun plek moeten vinden. Dus in die zin is het een lastige tijd voor fotografen.
Waar wij behoefte aan hebben is inhoudelijke fotografie, aan fotografen die ook journalistiek heel sterk zijn, en aan originaliteit. Ondanks het feit dat het aanbod gigantisch groot is, vind ik het toch nog heel erg moeilijk om van Nederlandse fotografen goede series te vinden. Het hoeft niet iedere week Nederlands te zijn, maar ik zou het wel vaker willen. En dat is moeilijk.

Als je echt goed nadenkt over je onderwerp en hoe je het aanpakt en voor welk blad je het maakt en ook nog hoe je het presenteert dan zijn er volgens mij best mogelijkheden. Ook bij andere bladen. Het moet zowel journalistiek interessant zijn als fotografisch. Die combinatie. Daar kun je in Nederland nog altijd ver mee komen.

Ik denk dat de groep die het nu het moeilijkst, het zwaarst heeft, dat zijn de echte fotojournalisten, die zitten in de sector waar de zwaarste klappen zijn gevallen of aan het vallen zijn. De tarieven waren al niet zo hoog. Maar ik denk ook dat echt kwalitatief goede fotografen, fotografen die zich onderscheiden van anderen, dat daarvoor het werk blijft. De basis is gewoon heel breed, maar er is altijd een toplaag en ik weet niet of dat ooit anders is geweest.
In die zin is het natuurlijk een combinatie van factoren die ervoor zorgt dat het met veel fotografen onder die toplaag niet zo goed gaat.

We maken als blad veel minder verlies dan vroeger, maar het grote probleem is het gebrek aan advertenties en andere inkomsten. Geen enkel tijdschrift heeft daarvoor al een oplossing gevonden. Want niemand weet die oplossing ook.
Ik zie en voel en merk aan alles dat het steeds moeilijker wordt. Ik hoor voortdurend: we doen dit of dat omdat onze lezers dat willen, terwijl mijn gevoel is dat lezers vaak niet zeggen wat ze echt willen. Ik heb het gevoel dat je niet altijd zo hijgerig achter die doelgroep moet aanlopen, maar beter een eigen, stabiele koers kunt varen. Bladen gaan steeds meer op elkaar lijken.

De nadruk bij de opleidingen ligt nu op andere vormen van fotografie dan de echte journalistieke fotografie. Er gaat ontzettend veel aandacht uit naar fotoboeken. Ik denk dat ze vaak een ander publiek voor ogen hebben. En daar gaat het misschien soms ook wel mis. Of je een verhaal wilt vertellen in een boek of in een blad zijn twee totaal verschillende dingen en je kan gewoon niet altijd die projecten – die op zich misschien heel interessant zijn – vertalen naar een tijdschrift.
Een beeldverhaal moet een afgerond geheel zijn, moet een eenheid zijn, moet kloppen in de maat ook. En vaak worden die beeldverhalen eigenlijk helemaal niet gemaakt voor een tijdschrift, voor die acht pagina's. Nee, het is gedistilleerd uit een heel groot project dat eigenlijk een boek is of een tentoonstelling en dat zie je dan natuurlijk wel terug.

We hebben geen fotografen in vaste dienst meer, maar we hebben een redelijk vaste groep waarbinnen gewisseld wordt, voor een deel op natuurlijke wijze, voor een deel omdat het blad soms andere behoeftes heeft. Fotografen hebben soms andere opdrachtgevers, dus er zit altijd een verloop in, en dus moet je wel continue blijven zoeken. Ik zie natuurlijk ontzettend veel, ik ben eigenlijk continue aan het kijken, overal: in bladen, op het internet, ik hou de blogs bij.
Ik moet eerlijk zeggen dat de meeste nieuwe fotografen die voor ons werken – en dat is misschien schokkend om te horen – de meeste heb ik toch zelf gericht gevraagd, omdat ik hun werk gezien heb in andere bladen. Het komt niet heel vaak voor dat er uit een portfoliobespreking een nieuwe fotograaf komt.'

Presentatie en verkopen

'Een onderdeel van de opleiding moet zijn: hoe presenteer je jezelf, hoe zorg je dat je tussen die vele telefoontjes en mailtjes, dat ik die van jou er uit pik. Het is heel moeilijk om precies aan te geven waar ik op let, maar zo'n mail gericht aan alle redacties gaat vrij snel weg. Een mail waarvan ik het gevoel heb dat iemand niet heeft nagedacht, dat die alleen de naam heeft veranderd, krijgt het ook moeilijk.

De mails die opvallen zijn de mails waarbij iemand de moeite heeft genomen om in het colofon te kijken, die richt die mail aan mij, die doet daar voorbeelden bij van werk en zegt heel concreet wat hij of zij van mij verwacht. Want een algemene zin: ik wil voor VN werken, dat werkt natuurlijk niet. Je moet zorgen dat je mijn aandacht vangt en dat doe je door het persoonlijk te maken, door heel concreet te zijn: ik wil een portfolio afspraak of ik wil een voorstel voor een fotoreportage bespreken.

Ik vind dat een fotograaf dan moet zeggen: ik vind dat ik bij VN hoor om die en die reden: 'Kijk maar naar mijn werk'. Je moet mij zien te overtuigen natuurlijk. Je moet de eerste drempel over. Dat is verkopen en je schrikt echt hoe weinig mensen dat kunnen tegenwoordig. Voor die dat niet kunnen is het probleem dat er veel fotografen zijn die er wel heel goed in zijn.
Het is toch niet voor niets, terwijl het aanbod van fotografen zo groot is, dat als ik iemand nieuw ontdek dat je hem of haar dan ook weer snel terugziet in andere bladen en vice versa. Je let op elkaar, je ziet dat iemand iets presteert. We kijken allemaal in die groep die van de opleidingen afkomt, maar heus niet alleen daar. Ik kijk ook naar de modebladen, ik kijk overal. Bij kunst en cultuur: ik zoek veel actiever en breder dan veel mensen denken.'

Kwaliteit

'Kwaliteit is gewoon een basisding, daar ga ik sowieso vanuit. Per opdracht moet ik iedere keer weer kijken: 'Wat is hier de juiste match'. Daarom heb ik ook een stal van fotografen met verschillende achtergronden. De één is misschien net een iets mindere fotograaf, maar is heel goed met mensen. Ik heb nu een aantal fotografen die geweldig een portret kunnen maken, maar journalistiek niet sterk zijn. Dus daar hou ik ook rekening mee.

Wat ik mis zijn inhoudelijk sterke reportagefotografen. Die heb je niet zo veel meer in Nederland, maar ik mis het als genre ook in het blad. Dus ik moet een beetje voorzichtig zijn met wat ik zeg. Omdat ik daar dus minder tijd aan heb besteed om naar te zoeken. Ik heb een aantal heel goede reportagefotografen, waar ik mee werk. Joost van de Broek ben ik heel blij mee, Otto Snoek. Maar als ik meer opdrachten had, dan had ik ook meer energie gestoken in het vinden van anderen.'

Populariteit

'Of er genoeg belangstelling voor fotografie is in Nederland? Ja, belangstelling is er genoeg in de zin van genoeg galeries, genoeg tentoonstellingen, dat is er zeker. Fotografie is enorm populair. Hip, denk ik zelfs. Ga maar eens naar een opening bij Foam. Vind ik hartstikke leuk. Dat is heel lang niet zo geweest. Het trekt een groot publiek, maar of zich dat vertaalt naar iets financieels, dat weet ik niet. Naar verhouding voor de breedte van fotografen niet, maar bij de toppers weer wel.
Fotografen die voor kranten werkten, zijn er nooit rijk van geworden. Je moet nu heel hard werken om een redelijk inkomen te halen als fotograaf, ook als je een goede bent.

Ik denk wel dat er altijd mensen zullen zijn die uit een vorm van idealisme of passie dit blijven doen.

Ik ben van mening dat er niet genoeg werk zal zijn voor die enorme stroom fotografen die nu van de opleidingen afkomen, zeker niet in de journalistiek. Dat hebben we ook nooit beloofd. Dat is gewoon de markt, simpel. Je moet je wel afvragen of je je in een markt wilt begeven waar er vele zijn, maar misschien niet zo heel veel goede. Als je zorgt dat je de beste bent dan heb jij geen probleem.
Als je er dan toch voor kiest om dat vak uit te oefenen dan is dat prima natuurlijk. Maar het is een heel persoonlijke overweging of je met schaarste rekening wilt houden of niet. En als je gepassioneerd bent en je bent goed en je wilt het heel graag, dan is er altijd de mogelijkheid dat het je zal lukken. Ook al staan de media onder druk, er zal altijd een markt zijn voor goede fotografie.

Iedereen kan zich fotograaf noemen, maar dat is voor mij niet interessant. Ik vind het ook absoluut niet interessant of iemand een opleiding heeft gedaan. En voor mij als fotoredacteur is het helemaal geen probleem als er te veel zijn. Voor de fotografen zelf wel, denk ik.

Ik ken geen mensen die nu de fotografie instappen om geld te verdienen. De een doet het met het nostalgische idee van heel veel kunnen reizen of ook uit idealisme: dan ga ik de wereld verbeteren. Die heb je ook nog steeds. En de ander denkt: dan ben ik lekker een toffe gast, het is hip. Dat hoor ik erbij, dan ben ik een soort kunstenaar. Het is voor iedereen heel persoonlijk. Er zullen er misschien ook wel tussen zitten die er geld mee willen verdienen, maar die kiezen dan zeker niet voor documentaire fotografie.

Het kan goed en slecht gaan, tegelijkertijd. Neem de Italiaanse fotografen in het journalistieke genre, die doen het momenteel heel erg goed, winnen prijzen bij WPP, reizen de hele wereld af, je ziet ze overal, maar ik vraag me tegelijkertijd wel af hoe de markt momenteel in Italië is.
Het rare blijft dat het qua aandacht en erkenning ontzettend goed kan gaan, terwijl het financieel gezien bar en boos is.'