Menu Zoeken

Citaten

Het is onder bepaalde voorwaarden toegestaan om zonder vergoeding teksten en beelden aan te halen of te citeren. Dit citaatrecht is vastgelegd in artikel 15a van de Auteurswet. Iedereen − dus niet alleen de nieuwsmedia − mag een auteursrechtelijk werk gebruiken in een aankondiging, beoordeling, polemiek of wetenschappelijke verhandeling of in een uiting met een vergelijkbaar doel. Net als bij de nieuws- en reportage-exceptie wordt ook op deze beperking meer dan eens ten onrechte een beroep gedaan. Zo mag een krant bij een artikel over een optreden van de Rolling Stones niet zonder toestemming van de fotograaf een foto van het concert afdrukken. Alleen als de fotograaf of afgebeelde foto onderwerp zijn van het artikel kan de foto worden beschouwd als een citaat. Hetzelfde geldt voor een artikel over het oeuvre van een kunstenaar. Het afbeelden van foto's van diens werk bij het artikel valt, althans waar het de kunstwerken betreft, weliswaar onder het citaatrecht. Maar het laat de auteursrechten van de fotograaf op de foto's van die kunstwerken onverlet. Zijn toestemming is dus nog steeds vereist.

Anders is het als een krant aandacht schenkt aan het repertoire van een fotograaf. In zo'n geval mag de krant bij het artikel wel een of enkele foto's van die fotograaf als citaat afbeelden. Maar ook dan stelt de wet een aantal strenge eisen aan het gebruik van een foto als citaat. Allereerst moet het citaat betrekking hebben op serieuze berichtgeving, bijvoorbeeld kritieken, recensies of soortgelijke doeleinden. Voorts moet een citaat afkomstig zijn uit een rechtmatig openbaar gemaakt werk. Het is dus niet toegestaan om foto´s te citeren die nooit eerder of op onrechtmatige wijze in de openbaarheid zijn gebracht. Maar vooral moet een citaat een dusdanig ondergeschikt onderdeel van de publicatie vormen dat de foto redelijkerwijs niet als een zelfstandige exploitatie kan worden beschouwd.

In een rechtszaak uit 1990 had uitgeverij Malmberg in het schoolboek Zienderogen Kunst zonder toestemming acht reproducties opgenomen van werken van beroemde beeldend kunstenaars (onder wie Van Koningsbruggen, Picasso, Esscher, Matisse en Rietveld). Malmberg wilde hiervoor niet betalen en beriep zich op het citaatrecht. De rechter besliste echter dat de illustraties veel meer waren dan een citaat. Zij dienden als onontbeerlijk oefenmateriaal ter verwezenlijking van het doel van het boek: de lezer beter te leren kijken. Nu de reproducties een zeer zelfstandige functie hadden en naast de tekst een zelfstandige plaats innamen, was volgens de rechter niet voldaan aan de eisen voor een beroep op het citaatrecht. Het gebruik van een illustratie als citaat moet immers een ondergeschikt onderdeel van de tekst vormen.

In een uitspraak uit 1992 tussen Trouw en de illustratrice Henriëtte Damave scherpte de rechter het criterium om te mogen citeren verder aan. De krant had een bespreking van het boek De groeipijnen van Adriaan Mole gepubliceerd. In dat boek stonden vier tekeningen van Damave, terwijl zij ook de omslagillustraties had gemaakt. De boekbespreking in Trouw bevatte een van de tekeningen van Damave met het bijschrift: 'Illustraties uit De groeipijnen van Adriaan Mole van de hand van Henriëtte Damave.' Damave vond dat de reproductie van haar tekening in Trouw de grenzen van het citaatrecht te buiten ging. De rechter ging na of het gebruik van het citaat 'functioneel' en 'proportioneel' was binnen de context van de boekbespreking. Hij overwoog dat de tekst van de bespreking niet per se hoeft in te gaan op de illustratie zelf. Wel moet er op een of andere wijze een verband tussen de tekst en de illustratie zijn, bijvoorbeeld door plaatsing van een onderschrift. Trouw had in dit geval dus correct gehandeld. De rechter benadrukte in dit kader wel dat een afbeelding nooit in overwegende mate de functie van versiering mag krijgen.

Verder moet de gebruiker van een citaat altijd de persoonlijkheidsrechten van de auteur in acht nemen. Dit betekent onder meer dat het niet is toegestaan om wijzigingen in de foto aan te brengen. Op grond van een wijziging van de Auteurswet in 2004 zal de bron en de naam van de fotograaf 'voorzover redelijkerwijs mogelijk' moeten worden vermeld. Dit staat dus los van het normale gebruik van een foto – dus niet een citaat – waarbij naamsvermelding van de fotograaf altijd verplicht is.

In 2000 speelde een rechtszaak over het gebruik van fotocitaten. Volgens de rechter had de VPRO in een documentaire over relschoppers in Amsterdam-West flitsen van een foto van fotograaf Willem Middelkoop laten zien. In deze uitspraak komen alle voorwaarden van een geldig citaat op heldere wijze ter sprake: de context waarin het citaat wordt overgenomen moet serieus en zakelijk zijn, het geciteerde werk moet rechtmatig zijn openbaar gemaakt, de omvang van het citaat moet functioneel zijn, de persoonlijkheidsrechten moeten in acht zijn genomen en er moet zo mogelijk bron- en naamsvermelding plaatsvinden.

In de vorige paragraaf zagen we dat het weekblad Aktueel bij de publicatie van de naaktfoto's van Madonna van de rechter geen beroep mocht doen op de reportage-exceptie. In hetzelfde vonnis bepaalde de rechter echter dat het blad in dit verband wel een beroep mocht doen op het citaatrecht. De foto´s dienden namelijk als voorbeeld bij het desbetreffende artikel.

Ook in de juridische literatuur bestaan verschillende visies op de vraag in hoeverre een foto als citaat is toegestaan. Zo stellen Spoor, Verkade & Visser: "Het opnemen van een toepasselijke foto kan ons inziens gelden als citeren, ook al gaat het in de context niet om het werk van deze fotograaf, doch om het onderwerp van de foto." Wichers Hoeth meent daarentegen: "[...] een aanhaling die niet het werk zelf betreft maar slechts hetgeen door het werk wordt afgebeeld (denk aan foto's) en wordt gebruikt ter illustratie van iets anders dan een bespreking enz. van het werk zelf, levert ons inziens geen citaat op [...]." En ook Van Lingen lijkt deze mening toegedaan. "Voor het overnemen van een foto van een sculptuur in een kunsthistorisch boek is dus geen toestemming van de beeldhouwer vereist, wel echter van de fotograaf tenzij het formaat van de overgenomen foto sterk afwijkt."

De opvattingen van Wichers Hoeth en Van Lingen sluiten beter aan bij het systeem van de wettelijke excepties. In de vorige paragraaf zagen we al dat een beroep op de reportage-exceptie alleen slaagt indien de foto zelf (en dus niet de afbeelding op die foto) onderwerp van een actuele gebeurtenis is. Dit zou ook voor het beeldcitaat moeten gelden: een beroep op het citaatrecht slaagt alleen indien de foto zelf (en dus niet de afbeelding op die foto) onderwerp van een citaat is. Bovendien zou het onredelijk zijn foto's op dit punt achter te stellen bij andere kunstuitingen. Ten onrechte volgen sommige rechterlijke uitspraken de opvatting van Spoor, Verkade & Visser. Onlangs gaf de rechter Uitgeverij 010 gelijk in een zaak die was aangespannen door het Nederlands fotomuseum. In het boek Hugh Maaskant, architect van de vooruitgang had de uitgeverij zonder toestemming een groot aantal foto's opgenomen van gebouwen die door Maaskant ontworpen zijn. De rechter wees een beroep van de uitgeverij op het citaatrecht toe. "Daaraan doet niet af dat de teksten gaan over de gefotografeerde onderwerpen en niet over de foto's zelf." Op grond van het voorgaande is dit aspect nu juist cruciaal en zou daar dus wel degelijk aan af moeten doen.