Menu Zoeken

Incidentele verwerking

Op grond van artikel 18a van de Auteurswet mogen auteursrechtelijke werken zonder toestemming van de auteursrechthebbende worden gebruikt in andere werken zolang dit incidenteel gebeurt en die werken een zeer ondergeschikte rol spelen. Deze beperking is voor vrijwel alle fotografen gunstig. Een fotograaf krijgt namelijk vaak één of meer auteursrechtelijk beschermde werken in beeld. Het zou ondoenlijk zijn als hij telkens toestemming zou moeten vragen aan alle auteursrechthebbenden. Deze beperking zorgt dan ook voor de nodige uitkomst. Denk bijvoorbeeld aan een fotoreportage waarbij terloops winkelgevels, reclame-uitingen, steigerdoeken, auto's, terrasstoelen, muurschilderingen, maar ook foto's in beeld komen. Verder kunnen we bij deze beperking denken aan het in beeld brengen van auteursrechtelijk beschermde kleding in bijvoorbeeld een interview, bepaalde auteursrechtelijk beschermde voorwerpen in een interieur foto voor een interieur magazine, tatoeages op het lichaam van een naaktmodel of clublogo's bij voetballers in actie.

Deze nieuwe bepaling is voor velerlei uitleg vatbaar. De rechtspraak zal de komende jaren dan ook moeten uitwijzen wat onder deze beperking uiteindelijk wel en niet toelaatbaar is. De eerste uitspraak op dit gebied betrof een rechtszaak uit 2005 over wandschilderingen in graffiti-stijl in het voetbalstadion Amsterdam Arena. De kunstenaar Tellegen had op verzoek van Ajax deze schilderingen aangebracht op een betonnen stuk van één van de tribunes. Een fabrikant van computergames had de videogame 'Club Football 2005 Ajax' ontwikkeld waarin de Arena wordt weergegeven en waarin de speler een virtuele voetbalwedstrijd kan spelen met voetballers, scheidsrechters en publiek. Als onderdeel van het stadion is een weergave van de door Tellegen gemaakte wandschildering zichtbaar wanneer de virtuele spelers zich daar begeven. De kunstenaar meende dat de spelfabrikant voor dit commerciële gebruik toestemming had moeten vragen, maar de rechter wees de eisen van Tellegen af. Niet omdat de Arena op grond van artikel 18 van de Auteurswet een openbare plaats zou zijn. Een stadion is nu eenmaal beperkt toegankelijk. Om een andere reden vond de rechter dat er geen inbreuk was gepleegd: de wandschildering zou een te onbelangrijk onderdeel uitmaken van de videogame. De wandschildering zou niet (substantieel) bijdragen aan de aantrekkelijkheid en dus de economische waarde van het spel. Het feit dat de wandschildering zich in de Arena bevindt en de fabrikant de Arena zo waarheidsgetrouw mogelijk heeft willen weergeven, veranderden hier volgens de rechter niets aan. Een enkele kanttekening bij deze uitspraak is echter wel op zijn plaats. Hoe kan een rechter goed beoordelen of een auteursrechtelijk werk substantieel bijdraagt aan de waarde van een videogame? Dit keer oordeelde de rechter van niet, maar zou dat ook gelden voor het stadion als geheel? Stel dat de auteursrechten op de Arena nog bij de architect zouden liggen. Zou die zich dan wel met succes hebben kunnen verzetten? Waar ligt de grens en hoe willekeurig komt die tot stand? Sommige juristen betwijfelen om die reden dan ook of het criterium van de economische waarde wel zo geschikt is bij de toepassing van artikel 18a.