Menu Zoeken

Onrechtvaardige contractpraktijken

Door de toenemende mediaconcentratie krijgen fotografen en andere freelancers steeds vaker te maken met ongunstige inkoopvoorwaarden van opdrachtgevers. Zij worden bijvoorbeeld door mediabedrijven gedwongen om – althans tijdelijk − van de uitoefening van hun auteursrechten af te zien. Theoretisch kunnen fotografen hierover onderhandelen, maar door hun afhankelijke positie ontberen zij daarvoor feitelijk de mogelijkheid.

Ook de Nederlandse wetgever heeft inmiddels oog gekregen voor de slechte positie van veel freelancers. In 2004 heeft het ministerie van Justitie een studie laten verrichten naar de mogelijkheden van een wettelijke regeling voor auteurs, die hun afhankelijke positie moet verbeteren. De onderzoekers constateerden een grote structurele onevenwichtigheid in de mediamarkt en daaruit voortvloeiende onrechtvaardige contractpraktijken. Zij doen aanbevelingen over bepaalde industriestandaarden in de diverse auteurssectoren die uiteindelijk moeten leiden tot een nadere wettelijke regeling van het zogenaamde auteurscontractenrecht. De onderzoekers stellen bijvoorbeeld een specificatieplicht voor. Die houdt in dat rechten alleen mogen worden verleend als ze specifiek in een contract zijn omschreven en de exploitant een vergoeding aan de auteur betaalt. Daarnaast zouden bepaalde verleende rechten moeten terugvallen aan de auteur wanneer de exploitant deze een bepaalde tijd ongebruikt heeft gelaten. Een ander belangrijke voorgestelde maatregel is het invoeren van een zogenaamde disproportionaliteitsregel. Hiermee krijgt de auteur de mogelijkheid om een contract open te breken als bepalingen in een contract onevenredig nadelig uitpakken. Deze en andere voorstellen zouden uiteindelijk moeten leiden tot een gelijkwaardiger onderhandelingspositie tussen auteur en exploitant. Er zal echter nog heel wat water door de Rijn moeten stromen voordat de wetgever deze ideeën daadwerkelijk zal overnemen en uitvoeren. Al was het maar omdat dan eerst moet worden afgerekend met de onvermijdelijke bezwaren van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, die industriestandaarden doorgaans in strijd acht met de vrije mededinging.

In 2006 deed het Gerechtshof Den Haag uitspraak in een conflict tussen een groep freelancers, vertegenwoordigd door de FotografenFederatie, de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers (BNO), de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV) en de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ). Inzet van deze rechtszaak waren de algemene voorwaarden van Sanoma, een multinationale uitgeverij van publiekstijdschriften. In de ogen van de freelancers waren deze algemene voorwaarden (met name de Regeling hergebruik 2005 en Regeling gebruik opdrachtmateriaal 2006) onredelijk bezwarend. De rechter oordeelde dat de algemene voorwaarden als geheel niet ongeldig waren. Dat gold ondermeer voor de vergoedingsregeling voor het hergebruik, evenals voor het eeuwigdurende recht tot niet-exclusief gebruik. De bepaling waarmee de freelancers toestemming moeten verlenen voor exclusief hergebruik in welke vorm dan ook gedurende anderhalf jaar was volgens de rechter wel onredelijk bezwarend. Hij oordeelde:

'De freelancer kan weliswaar gedurende die periode aan Sanoma toestemming vragen om het werk voor een ander doel, bijvoorbeeld voor eigen promotionele doeleinden te (laten) gebruiken, maar hij mag, [...] het werk gedurende die periode niet aan (concurrerende) derden aanbieden, hetgeen een duidelijk nadeel voor de freelance-auteurs betekent.'

Deze uitspraak is voor freelancers weliswaar een stap vooruit, maar een structurele verbetering zal echt van de wetgever moeten komen. Inmiddels komt nu in 2013 de nieuwe auteurscontractenwet in de Tweede kamer.