Menu Zoeken

Privacy van publieke figuren

Publicatie van portretten van publieke figuren valt soms wel, en soms niet onder de persvrijheid. Dit hangt af van de vraag of de persoon in kwestie wordt afgebeeld in zijn professionele context, zoals recepties of premières, of bij privéactiviteiten, zoals winkelen of vakanties. Berichtgeving die kan bijdragen aan het publieke debat is normaliter toegestaan. Dat geldt niet voor publicaties die hoofdzakelijk gericht zijn op het bevredigen van nieuwsgierigheid naar iemands privéleven. Dat heeft de hoogste Europese rechter in 2004 uitgemaakt in een rechtszaak tussen prinses Caroline van Hannover van Monaco tegen de Duitse staat [noot 76]. De prinses beklaagde zich over het feit dat zij bij de Duitse rechter geen gehoor had gevonden in een rechtszaak over de publicatie van enkele privéfoto's door Duitse roddelbladen. De Europese rechter stelde haar uiteindelijk alsnog in het gelijk. De foto's betroffen uitsluitend Carolines privéleven, dat volgens de Duitse rechter meer beschermd had moeten worden. Het moge duidelijk zijn dat in de toekomst vooral de entertainmentpers nadeel zal ondervinden van deze uitspraak.

Publieke figuren worden vaak belaagd door de roddelpers, die de gemaakte privéfoto's vervolgens publiceert in de bladen. In 2003 spande Paul de Leeuw een rechtszaak aan tegen het weekblad Story [noot 77]. Een fotograaf van het blad had hem en zijn zoontje vanaf de straat door het raam van zijn woonhuis gefotografeerd. De rechter oordeelde dat de privacy van De Leeuw op ontoelaatbare wijze was geschonden. Ook Karin Bloemen werd in datzelfde jaar door de rechter in het gelijk gesteld in een geschil met het weekblad Weekend [noot 78]. Zij was tijdens een vakantie op Jamaica door een toerist gefotografeerd op een afgesloten plek van een naaktstrand. Weekend had de foto's afgedrukt en beriep zich op de nieuwswaarde van de publicatie. De rechter oordeelde echter dat van nieuwswaarde hoegenaamd geen sprake was. De foto's waren op slinkse wijze gemaakt en de inbreuk op de privacy had niets anders dan financieel gewin ten doel. Bloemen kreeg het zelfs voor elkaar dat de rechter de uitgever dwong om aan haar de naam en adresgegevens te geven van de toerist die de bewuste foto had gemaakt. Op die manier kon zij ook nog eventueel achtergehouden fotomateriaal bij de maker opeisen.

In 2004 beoordeelde de rechter een geschil tussen Jerney Kaagman en het blad Deze Week. Dat had zonder haar toestemming naaktfoto's gepubliceerd die afkomstig waren uit een naaktreportage in het tijdschrift Penthouse in de jaren tachtig [noot 79]. Deze Week beriep zich op het feit dat deze foto's eerder op het internet hadden gecirculeerd. Het blad zou met name hebben willen tonen dat deze foto's online voor iedereen vrij toegankelijk waren. Om die reden zou er sprake zijn van een nieuwsfeit, waarvoor het tonen van de bewuste foto's noodzakelijk zou zijn. De rechter stelde Kaagman echter in het gelijk en benadrukte dat inbreukmakende foto's op het internet geen nieuwsfeit opleveren die herplaatsing in een ander medium rechtvaardigt. Die redenering zou volgens de rechter immers tot gevolg hebben dat Kaagman feitelijk vogelvrij zou zijn.

In een rechtszaak uit 2005 tegen De Telegraaf ving Arnold Heertje daarentegen wel bot [noot 80]. De krant had een artikel gepubliceerd onder de kop: 'Het ware gezicht van Arnold Heertje' met daarnaast zijn foto. Het kritische artikel ging met name over de wijze waarop Heertje jarenlang zijn verzameling antiquarische boeken uit handen van zijn schuldeisers had gehouden. Heertje betwistte niet alleen de beschuldigingen maar verzette zich ook tegen plaatsing van zijn portret, nu die de schending van zijn privacy zou verergeren. Bovendien stelde Heertje dat foto's die weliswaar rechtmatig genomen zijn, nooit gebruikt mogen worden in een andere context. Daarbij deed hij tevergeefs een beroep op de hiervoor genoemde Caroline-uitspraak. De rechter oordeelde dat Heertje geen redelijk belang had om zich te verzetten tegen de publicatie van de foto, die kennelijk bij een openbare gelegenheid genomen was. Dat de context van het bijbehorende verhaal niet overeenkomt met de gelegenheid waarop de bewuste foto is gemaakt, doet hier niets aan af. De grote bekendheid van Heertje, zijn publieke optredens en het feit dat reeds veelvuldig foto's van hem in de media zijn verschenen, waren bepalend voor het oordeel. De uitingsvrijheid van De Telegraaf ging dus boven het gestelde privacybelang van Heertje.
Het celebrity-paar Adam Curry en Patricia Paay viste eveneens achter het net nadat Weekend enkele op zichzelf neutrale foto's zonder toestemming had gepubliceerd [noot 81]. Curry had deze foto's zelf gemaakt en op zijn website geplaatst onder toepassing van bepaalde voorwaarden, de zogenaamde Creative Commons Public License Attribution-NonCommercial-ShareAlike 2.0 (zie paragraaf 3.6). Weekend had het verbod op commercieel gebruik in deze voorwaarden aan haar laars gelapt en daarmee het aan Curry toebehorende auteursrecht geschonden. Daarnaast stelde Curry dat het weekblad ook het portretrecht van hem en zijn gezin had geschonden. De rechter stelde hem op dit punt in het ongelijk. Van een privacybelang kon geen sprake zijn nu Curry de foto's tenslotte zelf op het internet had geplaatst. Daarnaast traden Curry en zijn gezinsleden veelvuldig in de publiciteit. Zij hadden zelfs de hoofdrol gespeeld in een zogenaamde realitysoap over hun dagelijkse beslommeringen in en rond het huis. Ook in deze zaak sneuvelde een beroep op de Caroline-uitspraak. De uitingsvrijheid van Weekend ging ook nu boven het gestelde privacybelang van de familie Curry.

Politieagenten in de openbare uitoefening van hun functie zijn eveneens publieke figuren. Ook zij moeten een zekere mate van kritiek en een grotere inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer dulden dan onbekende personen. Dat blijkt uit een uitspraak uit 2005 over foto's van agenten in uniform die snelheidscontroles uitvoerden [noot 82]. De maker ervan was van plan om de beelden op de website www.flitsservice.nl te plaatsen. Toen hij weigerde in te gaan op het verzoek van de agenten om te stoppen met fotograferen, namen die zowel zijn camera als de geheugenkaart daarin in beslag. In de daarop volgende rechtszaak eisten de agenten naast een verbod op publicatie ook vernietiging van de geheugenkaart. De maker van de foto's stelde dat dergelijke maatregelen zijn recht op vrijheid van meningsuiting ontoelaatbaar zouden inperken. De rechter overwoog allereerst dat elke burger die informatie publiceert over maatschappelijk relevante zaken − zoals de controle op snelheidsovertredingen door de politie − in beginsel een grote mate van bescherming toekomt. Dit geldt niet alleen voor professionele journalisten, maar ook voor 'amateurs' die het publiek over dit soort onderwerpen willen informeren aan de hand van opinies en foto's. Politieagenten kunnen om die reden dus niet altijd voorkomen dat zij in een dergelijke publicatie geportretteerd worden.

Daar staat tegenover dat de politie voor een goede uitoefening van haar taken ongestoord het vertrouwen van het publiek moet kunnen genieten en zich beschermd moet weten tegen gedragingen en situaties waarmee haar functioneren op onaanvaardbare wijze wordt belemmerd. De maker had op de website de namen van de agenten al bekendgemaakt, waarna andere bezoekers agressieve en dreigende reacties hadden geplaatst. Op grond daarvan oordeelde de rechter dat een verbod op publicatie van de herkenbare agenten gerechtvaardigd was. Hij overwoog dat het voor een adequate berichtgeving over de snelheidscontroles door de politie niet nodig is om de namen, hoofden en gezichten van de agenten in kwestie openbaar te maken. De vordering tot het vernietigen van de geheugenkaart wees de rechter wel af. Een dergelijke maatregel zou een buitenproportionele inbreuk op de uitingsvrijheid betekenen.