Menu Zoeken

Portretrecht

De Auteurswet beschermt de privacy van geportretteerde personen. Voor publicatie van een in opdracht gemaakt portret is altijd toestemming nodig van de geportretteerde. Personen die op initiatief van de fotograaf zijn gefotografeerd, hebben daarentegen een minder goede bescherming. In het kader van de persvrijheid kan de geportretteerde zich dan alleen tegen publicatie verzetten als hij daarbij een 'redelijk belang' heeft. Dat belang kan te maken hebben met de bescherming van zijn privacy, maar ook met zijn commerciële belangen. Zo is het niet toegestaan om het portret van bekende personen te gebruiken voor reclame als zij daar geen toestemming voor hebben gegeven.

PERSOONLIJK IN BEELD

8.1 Ongewenste publicaties

Anders dan het auteursrecht beschermt het portretrecht geen creatieve prestatie; het portretrecht richt zich op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer oftewel privacy. Het recht is enkel en alleen bestemd voor natuurlijke personen; rechtspersonen zoals bedrijven en voetbalclubs kunnen geen beroep op dit recht doen [noot 58]. Het portretrecht biedt alleen een oplossing voor ongewenste publicaties en niet tegen het maken van foto's als zodanig. Dit betekent dan ook meestal dat de geportretteerde na een ongewenste publicatie niet de fotograaf, maar de openbaarmakende partij – vaak een uitgever of televisieomroep – dient aan te spreken. De openbaarmaker kan zich ook niet verschuilen achter een eventuele auteursrechtelijke toestemming van de fotograaf (tenzij de fotograaf een portretrechtelijke vrijwaring heeft verstrekt). Auteursrechtelijke toestemming van de fotograaf staat geheel los van de toestemming van geportretteerden. Fotografen doen er verstandig aan om dit te benadrukken, bijvoorbeeld in hun algemene voorwaarden. Een geportretteerde die meent dat zijn portretrechten zijn geschonden, kan via de rechter een verbod vorderen op de verdere verspreiding van de publicatie, evenals een schadevergoeding voor de geleden schade.

8.2 Wat is een portret?

Van een portret is sprake wanneer iemand herkenbaar is afgebeeld. Daarbij spelen niet alleen de gelaatstrekken een rol, maar ook een eventueel kenmerkende lichaamshouding. Dit blijkt uit een rechterlijke uitspraak uit 1987 over een naaktfoto op de achterzijde van een reisgids voor naturisten [noot 59]. De vrouw op deze foto wist niets van deze publicatie. De uitgever van de reisgids stelde zich op het standpunt dat de vrouw onvoldoende, althans niet onmiddellijk en pas na nadere bestudering herkenbaar was. Haar lokken vielen gedeeltelijk over haar gezicht en haar ogen waren niet zichtbaar. De rechter oordeelde echter dat ook een typerende lichaamshouding kan leiden tot identificatie en herkenning van een persoon, zelfs als daar nadere bestudering voor nodig is.

In een rechtszaak uit 2005 speelde het gelaat van de geportretteerde zelfs in het geheel geen rol [noot 60]. Yellow Bear Company had het portretrecht van Katja Schuurman geschonden in een advertentie voor het product iLocal.nl, een identieke dienstverlening aan die van de Gouden Gids, maar dan uitsluitend via het internet. De advertentie van iLocal.nl vertoonde een look-alike van Katja Schuurman. Weliswaar was er geen gezicht te zien, maar verder vertoonde de gebruikte afbeelding alle karakteristieke kenmerken van de portretten van Katja Schuurman die de Gouden Gids gebruikt. De vrouw die in de reclame-uitingen voor iLocal.nl staat afgebeeld, had hetzelfde kapsel en dezelfde haarkleur, hetzelfde silhouet, postuur en houding en droeg gelijksoortige hoge hakken als Katja Schuurman. De rechter oordeelde dan ook dat het publiek onmiddellijk in de veronderstelling zou verkeren met Katja Schuurman van doen te hebben. Yellow Bear had hiermee haar portretrecht geschonden en moest de advertentiecampagne stopzetten.

Ook blijkt het 'afbalken' van gezichten in dagbladen en tijdschriften niet altijd voldoende om personen onherkenbaar te maken. Dit blijkt allereerst uit een rechterlijke uitspraak uit 1993 over een door Panorama gepubliceerd portret van een aan lager wal geraakte bokser [noot 61]. De bokser was ooit kampioen lichtgewicht van Nederland maar zou zich volgens het blad na zijn successen met criminele activiteiten hebben beziggehouden. Volgens Panorama was er van een portret geen sprake nu het gezicht van de bokser was afgebalkt. De rechter oordeelde echter dat het afbalken niet zodanig was dat de geportretteerde onherkenbaar was geworden. In 2003 liet de rechter zich uit over een soortgelijke kwestie naar aanleiding van het televisieprogramma 'Breekijzer' [noot 62]. De programmamaker Pieter Storms had bij het maken van televisieopnamen meermalen onaangekondigd een werknemer benaderd met draaiende camera. Volgens de rechter had hij de werknemer op intimiderende wijze geconfronteerd met niet-geverifieerde verwijten, zonder hem op behoorlijke wijze gelegenheid te geven zijn visie op de zaak te geven. Bovendien had hij zich uiterst negatief en denigrerend over hem en zijn werkgever uitgelaten. Het verweer dat het gezicht van de werknemer was voorzien van een balkje mocht niet baten. De rechter stelde vast dat iemand ook mét balkje herkenbaar kan blijven voor zijn directe omgeving. Bovendien kan een balkje juist de indruk versterken dat de geportretteerde in enig opzicht verdacht of zelfs schuldig is.

8.3 'Portretrecht' op huizen en natuurschoon

De publicatie van een huis zonder toestemming van de bewoner ervan levert uiteraard geen portretrechtelijke schending op. Niettemin deed de rechter in dit verband begin 2006 een noemenswaardige uitspraak [noot 63]. In deze zaak had Fortis Bank van een stockbureau het gebruiksrecht van een foto gekocht ten behoeve van haar website en enkele brochures. De afbeelding betrof een zonnige kleurenafbeelding van een pittoresk wit vrijstaand huis aan de rand van een bos. De eigenaren, die van de publicatie vooraf niet op de hoogte waren gesteld, voerden aan dat de woning geen koophuis was en nooit verhypothekeerd. Het betrof een voormalige dienstwoning van een buitenplaats die reeds 130 jaar familiebezit was. Gelet op de historische en familiale achtergrond van deze buitenplaats, die onder de Natuurschoonwet viel, was de bancaire context in hun ogen oneigenlijk. Hiermee voelden zij zich aangetast in hun recht op privacy. De rechter oordeelde dat Fortis Bank door de omvang van de verspreiding en de commerciële exploitatie van de afbeelding bewust het risico had aanvaard dat de eigenaar van de woning hier aanstoot aan zou kunnen nemen. Fortis moest de eigenaren op die rond een schadevergoeding van vijfduizend euro betalen. Sommige juristen spreken na deze uitspraak gekscherend over de introductie van een 'portretrecht op huizen en natuurschoon'. Hoe dan ook blijkt hieruit dat het fotograferen van huizen soms op juridische bezwaren kan stuiten.

8.4 Toestemming voor publicatie

Een geportretteerde kan zich uiteraard niet tegen publicatie verzetten als hij daar eerder toestemming voor heeft gegeven. Dit wordt onder meer geïllustreerd door een rechtszaak uit 1977 over een naaktportret van de Nederlandse kunstenares Phil Bloom [noot 64]. Tien jaar eerder had zij zich voor het 'Lieverdje' op het Spui te Amsterdam slechts bedekt met een bos tulpen laten fotograferen door de fotograaf Peter Dicampos. Phil Bloom had de fotograaf toestemming gegeven voor publicatie en daarvoor honderd gulden ontvangen. Enkele jaren later kwam zij haar naaktfoto tegen op ansichtkaarten en posters, voorzien van de tekst 'From Holland with love'. Phil Bloom stelde dat de bewuste naaktfoto moest worden gezien als een stunt in 'Provo-happeningssfeer' waarvan zij inmiddels afstand had genomen. Voortzetting van deze publicatie zou haar belemmeren in het opbouwen van haar carrière als beeldend kunstenares. De rechter oordeelde echter dat Phil Bloom aan haar toestemming indertijd geen voorwaarden of beperkingen had verbonden. De kwitantie van honderd gulden maakte in elk geval geen melding van enig voorbehoud in die zin. Ook meende de rechter dat Phil Bloom het gebruik van haar naaktfoto jarenlang had toegelaten. Zij kon de rechter er niet van overtuigen dat de publicatie op de ansichtkaarten en posters – die haar naam niet vermeldden en hoofdzakelijk voor buitenlandse toeristen bestemd waren – na zoveel jaren ineens schadelijk was voor haar carrière.

Latere rechtspraak heeft duidelijk gemaakt dat men niet te snel mag aannemen dat de geportretteerde toestemming heeft gegeven voor iedere vorm van publicatie. Zo moet men altijd nagaan voor welk doel de geportretteerde zijn of haar toestemming heeft verleend. Toestemming voor publicatie mag bijvoorbeeld niet automatisch worden afgeleid uit medewerking aan de opname zelf. Bovendien hoeft toestemming voor publicatie in het ene blad nog niet te betekenen dat toestemming voor publicatie in elk ander blad en elke andere context is gegeven. Dit geldt met name als het gaat om publicaties in een sfeer van naakt, erotiek of als ondersteuning van een commerciële reclame-uiting (zie ook paragraaf 6.9). De fotograaf doet er dan verstandig aan de toestemming van de geportretteerden en het doel van de publicatie schriftelijk vast te leggen, bijvoorbeeld in een zogenaamde 'quitclaim'. Dit geldt ook voor fotografen die met fotomodellen werken. Als modellen nog minderjarig zijn, dan zullen hun ouders deze toestemming moeten geven. Deze waarschuwing geldt met name voor amateurmodellen. Agentschappen van professionele modellen regelen dergelijke toestemming meestal in strikte contracten. Zekerheidshalve kan men dit soort zaken beter altijd vooraf verifiëren.

Een voorbeeld van deze strenge toestemmingseis betreft een rechtszaak uit 1996 over een televisie-uitzending van RTL 4 met een zeker erotisch karakter [noot 65]. De opnamen waren gemaakt in een discotheek waar de drank op dat moment voor de halve prijs werd verkocht. In aangeschoten toestand en zich nauwelijks bewust van de omgeroepen mededelingen dat er televisieopnamen werden gemaakt, nam een mannelijke bezoeker deel aan een stripteasequiz op het podium. Door de compromitterende uitzending raakte de man zowel zijn baan als zijn vriendin kwijt. De rechter bepaalde dat RTL 4 onvoldoende had nagegaan of de man werkelijk met de uitzending had ingestemd, vooral omdat de context waarin de beelden waren uitgezonden weinig flatterend waren. De omroep mocht het programma dan ook niet herhalen en moest bovendien een schadevergoeding betalen.

8.5 In opdracht

In artikel 19 en 20 van de Auteurswet vinden we allereerst de bescherming van de geportretteerde die zelf opdracht heeft gegeven tot het maken van zijn portret. Ruwweg zou je kunnen zeggen dat van zo'n opdrachtsituatie sprake is wanneer het initiatief ligt bij de geportretteerde. De opdracht kan weliswaar ook afkomstig zijn van een ander dan de geportretteerde zelf, maar dan moet het portret tot stand komen (mede) ten behoeve van de geportretteerde en met diens medewerking. De geportretteerde moet dan een zeker belang bij de foto hebben. Een voorbeeld hiervan is het gemeentebestuur dat opdracht geeft tot het maken van een portret van de burgemeester. Hetzelfde geldt voor de school die namens de ouders opdracht geeft tot het maken van klassenfoto's. Bedenk echter wel dat het meewerken aan een foto en zelfs het daarmee volmondig instemmen op zichzelf nog geen opdrachtsituatie impliceert. Zo is er bij een (beroeps)fotomodel dat zich laat inhuren door een fotograaf normaal gesproken geen sprake van een opdracht van het model.

Degene die in opdracht geportretteerd is, heeft een verbodsrecht op grond waarvan hij zich altijd kan verzetten tegen ongeautoriseerde publicaties door derden. Het verbodsrecht is sterker dan het auteursrecht van de fotograaf. Die zal dus eerst toestemming moeten vragen voordat hij een in opdracht gemaakt portret gebruikt op bijvoorbeeld een tentoonstelling, in een winkeletalage of op een website. Ook in een ander opzicht is het recht van de in opdracht geportretteerde sterker dan het auteursrecht van de fotograaf. De geportretteerde zelf mag namelijk zonder toestemming van de fotograaf zijn portret (laten) verveelvoudigen en uitdelen. Hij mag zelfs zonder toestemming van de fotograaf zijn portret (laten) publiceren in kranten en tijdschriften. Waarschijnlijk geldt dit ook voor alle overige media maar daarover is de wet niet duidelijk. De fotograaf kan voor dit gebruik ook geen vergoeding bedingen. Wel moet in alle gevallen zijn naam worden vermeld. Ook zal de geportretteerde altijd rekening moeten houden met de portretrechten van eventueel andere afgebeelde personen. Als de in opdracht geportretteerde is overleden, dan kunnen zijn nabestaanden – ouders, echtgenoot, geregistreerd partner en kinderen – tien jaar lang een beroep doen op het portretrecht

8.6 Niet in opdracht gemaakt

In de meeste gevallen zal duidelijk zijn of een portret wel of niet in opdracht is gemaakt. Niettemin doen zich soms lastige grensgevallen voor. Zo ook in een rechtszaak uit 1994 tussen actrice Ella van Drumpt en uitgeverij Spaarnestad. De uitgeverij had in het tijdschrift Playboy enkele naaktfoto's van de actrice gepubliceerd. De beelden betroffen zogenaamde 'stills' uit de Nederlandse film De Gulle Minnaar die in opdracht van de producent en met toestemming van Van Drumpt waren gemaakt voor promotionele doeleinden. Ook Playboy kreeg van de producent enkele naaktfoto's toegespeeld. Van Drumpt was het niet eens met de publicatie in dit blad en deed een beroep op een redelijk belang van artikel 21. Kennelijk beschouwde zij de foto's als niet in opdracht gemaakte portretten. De vraag is of dat inderdaad zo was, maar ook als het in opdracht gemaakte foto's waren, had Van Drumpt weinig kans van slagen bij de rechter. Ze had in haar filmcontract namelijk het uitsluitende recht aan de producent gegeven om zonder verdere toestemming en zonder extra vergoedingen haar naam en portret te gebruiken in verband met de exploitatie van de film in de ruimste zin van het woord. En wie eenmaal een dergelijke toestemming heeft gegeven, kan daar niet zomaar op terugkomen [noot 66].

8.7 Persvrijheid versus privacy

Wanneer de geportretteerde een redelijk belang heeft, wil dat op zichzelf nog niet zeggen dat hij ook daadwerkelijk met succes kan optreden tegen een publicatie. Zijn belang zal steeds moeten worden afgewogen tegen andere belangen, met name de persvrijheid. Dit recht is afgeleid van de grondwettelijke vrijheid van meningsuiting. In een democratische samenleving vervullen de media een belangrijke rol. Zij zorgen voor de verspreiding van informatie en hebben daarbij de functie van publieke waakhond. Dit betekent dat de media het recht hebben om informatie en meningen te vergaren en openbaren. Het publiek heeft het recht over zaken van publiek belang te worden geïnformeerd. Zowel het recht op privacy als de persvrijheid zijn wezenlijk voor de ontplooiing van het individu en de samenleving als geheel. Tussen deze twee grondrechten valt geen algemene rangorde aan te geven. Elk conflict hierover zal steeds per geval moeten worden beoordeeld. Uit de grote hoeveelheid rechtspraak op dit gebied blijkt dat de regel dat de media zich telkens moeten afvragen of het voor het overbrengen van een bepaalde boodschap noodzakelijk is om een persoon herkenbaar in beeld te brengen. Daarbij dienen zij rekening te houden met zowel de privacybelangen van de geportretteerde als met diens commerciële belangen. In de volgende paragrafen gaan we hier verder op in.

PORTRETTEN IN RECLAME

8.8 Personen met verzilverbare populariteit

Topsporters, artiesten en andere door hun beroep populair geworden personen hebben een commercieel portretrecht; zij hebben zogezegd een verzilverbare populariteit. Dit recht is niet zozeer gebaseerd op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, maar vooral op het rechtsbeginsel dat het profiteren van bepaalde prestaties toebehoort aan degene die deze heeft verricht. Publicatie van een portret in een commerciële reclame-uiting vereist voorafgaande toestemming van de geportretteerde. Datzelfde geldt voor publicaties van liefdadige aard [noot 67]. Indien toestemming van de geportretteerde ontbreekt, heeft die een redelijk belang om tegen de publicatie op te treden. Zo maakte de bekende Nederlandse bokser Arnold Vanderlijde in 1993 met succes bezwaar tegen publicatie van zijn portret in Panorama [noot 68]. Het weekblad had zonder toestemming een als poster uitneembare foto van de bokser geplaatst. Omdat Vanderlijde volgens de rechter een verzilverbare populariteit bezit, moest de uitgeverij van Panorama de bokser een aanzienlijke schadevergoeding betalen.

Op grond van het portretrecht mogen fotografen ook niet zonder toestemming portretten van bekende personen te koop aanbieden. Dit blijkt uit een rechterlijke uitspraak uit 2002 over een geschil tussen galerie Donkersloot en de Rolling Stones [noot 69]. Donkersloot had aanvankelijk toestemming gekregen om enkele schilderijen en monoprints met de portretten van Mick Jagger, Keith Richards, Charly Watts en Ron Wood te produceren en verkopen. Op een gegeven moment trokken de bandleden deze toestemming weer in, nadat Donkersloot zich niet aan bepaalde afspraken zou hebben gehouden. Aangezien Donkersloot de schilderijen desondanks bleef verkopen, liet de muziekband beslag leggen op de stukken. De rechter oordeelde dat Donkersloot inbreuk had gemaakt op het portretrecht van de verschillende bandleden van The Rolling Stones. Zij hadden op grond van hun verzilverbare populariteit een redelijk belang om zich te verzetten tegen de openbaarmaking van hun portretten.

Deze verzilverbare populariteit kan echter niet verhinderen dat de media in woord en beeld mogen berichten over het wel en wee van publieke figuren. Dergelijke berichtgeving valt namelijk gewoon onder de persvrijheid. Weliswaar doen de meeste uitgevers dat met een commercieel oogmerk, maar toch bijna steeds in de vorm van een journalistieke uiting. Publieke figuren kunnen zich dan ook niet snel verzetten tegen het gebruik van hun portret in de media – inclusief de roddelpers – op voorwaarde dat aan alle journalistieke zorgvuldigheidseisen is voldaan. Dit is zelfs het geval wanneer het bewuste portret staat afgebeeld op de omslag van geïllustreerde bladen. Met die voorpagina mogen deze bladen zelfs reclame maken. Wel zal de afgebeelde persoon dan ook in het blad moeten voorkomen. Het gebruik van een willekeurig aantrekkelijk portret dat puur dient ter versiering van de omslag is dus niet toegestaan. Het is de vraag of het voorgaande ook geldt voor de omslagen van boeken. Waar de plaatsing van een portret binnenin het boek nog onmisbaar kan zijn als illustratie bij het verhaal, zal plaatsing op de omslag mogelijk eerder worden aangemerkt als versiering met hoofdzakelijk commerciële waarde. Uitgevers van boeken doen er dan ook verstandig aan om ten aanzien van het plaatsen van portretten op boekomslagen niet alleen de auteursrechtelijke toestemming van de fotograaf maar ook toestemming van de geportretteerde te verkrijgen.

8.9 Personen zonder verzilverbare populariteit

Ook personen zonder verzilverbare populariteit kunnen zich verzetten tegen gebruik van hun portret in een commerciële context. Weliswaar is daarbij geen sprake van geschonden commerciële belangen, maar de geportretteerde kan zich wel beroepen op de bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer. Dit blijkt uit een rechterlijke uitspraak uit 1997 over een professionele discodanser in een Amsterdamse discotheek [noot 70]. In een advertentie op de achterkant van de Gay Krant stond de danser zonder zijn toestemming afgebeeld. Hij wenste om persoonlijke redenen niet als boegbeeld van de Amsterdamse gay scene te fungeren. De rechter stelde de danser in het gelijk. Het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer betekent dat iedere persoon – bekend of onbekend – een redelijk belang heeft om zich te verzetten tegen gebruik van zijn portret in een reclame-uiting. Opname van een portret in een reclame heeft tot gevolg dat de geportretteerde door het publiek geassocieerd zal worden met dat product of die dienst. Het publiek zal er namelijk veelal vanuit gaan dat het gebruik van het portret niet zonder toestemming van de geportretteerde heeft plaatsgevonden. Men zal het portret dan ook beschouwen als een blijk van publieke ondersteuning van het product of de dienst door de geportretteerde.

Politici en andere openbare gezagsdragers worden eveneens gerekend tot de groep personen zonder verzilverbare populariteit. De leden van het Koninklijk Huis, voor wie hetzelfde geldt, komen in paragraaf 6.12 afzonderlijk aan bod. Deze groep publieke figuren wordt op grond van de aard der functies niet geacht medewerking te kunnen verlenen aan commerciële reclame-uitingen. Ongeautoriseerd gebruik van het portret zal in veel gevallen wel een inbreuk op hun privacy tot gevolg hebben. Zo spande premier Balkenende in 2004 met succes een rechtszaak aan tegen de feestorganisatie Ex Porn Star. Die had in Amsterdam posters met zijn portret verspreid; in een gemanipuleerde afbeelding had hij zijn handen om de billen van een naakte vrouw die bovenop hem zat. De geslachtsdelen waren afgeschermd met de woorden 'Normen & Waarden Censuur'. Zijn ogen waren afgedekt met een balkje en het woord 'Balkie'. Balkenende eiste met een beroep op zijn privacy een verbod op de posters en een schadevergoeding. De rechter beval de organisatie de reeds verspreide posters zodanig af te plakken dat het gelaat van de premier niet langer herkenbaar zou zijn. Daarnaast moest zij alle niet verspreide affiches vernietigen. De rechter wees de schadeclaim echter af omdat de premier geen verzilverbare populariteit toekwam.

In een andere procedure uit 2005 had winkelketen Kijkshop een gepersifleerd portret van Balkenende afgedrukt met de slagzin 'Zonder verkoper shopt J-Peetje goedkoper'. De rechter oordeelde dat de tekening een portret opleverde. De afbeelding vertoonde namelijk voldoende karakteristieke kenmerken van de minister-president, zoals haardracht, bril en gelaatsuitdrukking. Vervolgens overwoog de rechter dat Balkenende een redelijk belang had om zich te verzetten tegen deze als denigrerend te beschouwen publicatie. Wegens de afwezigheid van een verzilverbare populariteit werd de eis tot schadevergoeding van Balkenende ook nu afgewezen.

PORTRETTEN IN DE PERS

8.10 Compromitterende portretten

Publicaties van portretten in een sfeer van naakt, erotiek of een anderszins compromitterende of aanstootgevende context waarvoor de geportretteerde geen toestemming heeft gegeven, leveren vrijwel altijd een redelijk belang op. Dat geldt uiteraard zowel voor personen met en zonder verzilverbare populariteit. De media kunnen in dit verband zelden met succes een beroep doen op de persvrijheid. In 1988 deed de rechter een belangrijke uitspraak over het redelijk belang van geportretteerden zich te verzetten tegen een onzedelijke publicatie [noot 71]. Nieuwe Revu had in een artikel over het Amsterdamse Vondelpark een serie foto's van bezoekers geplaatst. Op een van die foto's was een innig omarmd paartje zichtbaar, onwetend van de fotograaf. De foto was op zichzelf onschuldig, maar de teneur van het bijbehorende artikel achtte de rechter minder onschuldig. Onder de kop 'Vondelpark vrijplaats van geluk' beschreef Nieuwe Revu de sfeer van het park als seksueel losbandig. De rechter beoordeelde de eventuele schending van privacy aan de hand van de aard en de mate van intimiteit, het karakter van de foto en de context waarin die geplaatst werd. Juist omdat Nieuwe Revu het stel had afgebeeld in voornoemde context van losbandigheid en erotiek veroordeelde de rechter het blad tot het betalen van een schadevergoeding.

In een rechterlijke uitspraak uit 1996 ging Nieuwe Revu weer onderuit [noot 72]. Een fotograaf van het blad had tijdens een Wastelandparty een reportage gemaakt. Deze feesten waren met name in de jaren negentig berucht vanwege seksuele uitspattingen. Een van de foto's toonde een bezoekster met haar been over de reling van een speciaal gemaakte loopbrug over de Reguliersdwarsstraat, waarbij haar jurk openviel. Voor haar knielde een man met zijn gezicht in haar schaamstreek; voor de lezer bleef weinig te raden over. De vrouw voelde zich door de publicatie van deze foto aangetast in haar privacy. Nieuwe Revu claimde dat er geen sprake was van schending van privacy nu de vrouw in de openbaarheid was gefotografeerd. De rechter oordeelde echter dat de persoonlijke levenssfeer zich ook kan uitstrekken tot gebeurtenissen die zich (gedeeltelijk) op de openbare weg afspelen. Daarnaast deed Nieuwe Revu een beroep op de persvrijheid. Het blad had 'normveranderingen' in de samenleving − krachtig uitgebeeld door de vrouw en man in kwestie − willen signaleren. De rechter oordeelde echter dat dit doel ook bereikt had kunnen worden zonder het gezicht van de vrouw af te beelden.

In 1993 bepaalde de rechter dat ook het weekblad Privé het portretrecht had geschonden met het plaatsen van een foto van een bezoekster van een mode-evenement in Breda [noot 73]. Op deze foto was te zien dat het haakje van haar jasje was losgesprongen waardoor haar linkerborst zichtbaar werd. Het bijschrift luidde: 'Een en al aandacht had deze fraaie (taboe-doorbrekende?) dame voor de modeshow van Frank Govers, maar ook zelf trok zij de nodige blikken.' Privé meende dat het op grond van de persvrijheid was toegestaan om het publiek te informeren over de kleding die men draagt bij dit soort evenementen. De rechter beschouwde de nieuwswaarde van de foto echter als nihil en veroordeelde het blad tot betaling van een schadevergoeding.

Aanstootgevende publicaties hoeven niet altijd betrekking te hebben op naakt of erotiek. De persoonlijke levenssfeer van personen kan ook op andere wijze aangetast worden. Zo boog de rechter zich in 1999 over een reportage op de Amsterdamse kabeltelevisie over schijnhuwelijken [noot 74]. De programmamaker had zijn echtgenote − met wie hij op dat moment in een echtscheidingsprocedure verwikkeld was − op schadelijke wijze met deze praktijken in verband gebracht. Hij had daarbij haar gezicht en naam duidelijk herkenbaar en leesbaar in beeld gebracht. Daartoe had hij homevideo-opnames van hun eigen huwelijksinzegening en bruiloft gebruikt. De rechter oordeelde dat de man het portretrecht van de vrouw had geschonden. Dergelijke privé-opnamen zijn slechts bedoeld voor vertoning in de huiselijke kring en niet voor openbaar gebruik, laat staan voor gebruik in een context over schijnhuwelijken. Hiermee maakte de uitzending inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. Het beroep op de vrijheid van meningsuiting werd afgewezen aangezien het beweerde doel van de reportage − het signaleren van schijnhuwelijken als misstand in de samenleving − ook had kunnen worden bereikt zonder de vrouw herkenbaar in beeld te brengen.

In 2002 had de Gay Krant op de omslag een foto afgebeeld van een groep feestende personen die elkaar met ontbloot bovenlijf omarmen op een boot tijdens de Canal Parade, onderdeel van de zogenaamde Amsterdam Pride. De afgebeelde personen meenden dat de publicatie inbreuk maakte op hun persoonlijke levenssfeer. Niet alleen zou hun portret als ondersteuning van een reclame-uiting dienen, ook waren aanvankelijk alleen directe vrienden en familieleden op de hoogte van hun seksuele geaardheid. De rechter oordeelde echter dat de fotograaf van de Gay Krant voldoende duidelijk had gemaakt voor welk blad hij de foto's maakte [noot 75]. Uit de poses zou ook voldoende blijken dat zij zich bewust hadden laten fotograferen. Zij maakten daarmee op dat moment dus geen geheim van hun seksuele geaardheid. De rechter besliste verder dat de foto ter illustratie van een actuele verslaglegging over de Canal Parade en het enthousiasme van het daar aanwezige publiek kort daarna gepubliceerd mochten worden. De foto was immers op geen enkele wijze erotisch getint en ook niet anderszins compromitterend, infamerend of aanstootgevend. Hij was gemaakt in de volle openbaarheid, van dichtbij, in een omgeving waarvan geen enkele intimiteit uitging. De publicatie betrof dus een nieuwsfeit, en geen reclame-uiting. In dit geval won de persvrijheid het dus van het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De rechter tekende wel aan dat publicatie van deze foto na een jaar wel een portretrechtelijke schending zou kunnen opleveren. Er is dan geen sprake meer van een nieuwsbelang zodat het recht op privacy weer prevaleert.

8.11 Privacy van publieke figuren

Publicatie van portretten van publieke figuren valt soms wel, en soms niet onder de persvrijheid. Dit hangt af van de vraag of de persoon in kwestie wordt afgebeeld in zijn professionele context, zoals recepties of premières, of bij privéactiviteiten, zoals winkelen of vakanties. Berichtgeving die kan bijdragen aan het publieke debat is normaliter toegestaan. Dat geldt niet voor publicaties die hoofdzakelijk gericht zijn op het bevredigen van nieuwsgierigheid naar iemands privéleven. Dat heeft de hoogste Europese rechter in 2004 uitgemaakt in een rechtszaak tussen prinses Caroline van Hannover van Monaco tegen de Duitse staat [noot 76]. De prinses beklaagde zich over het feit dat zij bij de Duitse rechter geen gehoor had gevonden in een rechtszaak over de publicatie van enkele privéfoto's door Duitse roddelbladen. De Europese rechter stelde haar uiteindelijk alsnog in het gelijk. De foto's betroffen uitsluitend Carolines privéleven, dat volgens de Duitse rechter meer beschermd had moeten worden. Het moge duidelijk zijn dat in de toekomst vooral de entertainmentpers nadeel zal ondervinden van deze uitspraak.

Publieke figuren worden vaak belaagd door de roddelpers, die de gemaakte privéfoto's vervolgens publiceert in de bladen. In 2003 spande Paul de Leeuw een rechtszaak aan tegen het weekblad Story [noot 77]. Een fotograaf van het blad had hem en zijn zoontje vanaf de straat door het raam van zijn woonhuis gefotografeerd. De rechter oordeelde dat de privacy van De Leeuw op ontoelaatbare wijze was geschonden. Ook Karin Bloemen werd in datzelfde jaar door de rechter in het gelijk gesteld in een geschil met het weekblad Weekend [noot 78]. Zij was tijdens een vakantie op Jamaica door een toerist gefotografeerd op een afgesloten plek van een naaktstrand. Weekend had de foto's afgedrukt en beriep zich op de nieuwswaarde van de publicatie. De rechter oordeelde echter dat van nieuwswaarde hoegenaamd geen sprake was. De foto's waren op slinkse wijze gemaakt en de inbreuk op de privacy had niets anders dan financieel gewin ten doel. Bloemen kreeg het zelfs voor elkaar dat de rechter de uitgever dwong om aan haar de naam en adresgegevens te geven van de toerist die de bewuste foto had gemaakt. Op die manier kon zij ook nog eventueel achtergehouden fotomateriaal bij de maker opeisen.

In 2004 beoordeelde de rechter een geschil tussen Jerney Kaagman en het blad Deze Week. Dat had zonder haar toestemming naaktfoto's gepubliceerd die afkomstig waren uit een naaktreportage in het tijdschrift Penthouse in de jaren tachtig [noot 79]. Deze Week beriep zich op het feit dat deze foto's eerder op het internet hadden gecirculeerd. Het blad zou met name hebben willen tonen dat deze foto's online voor iedereen vrij toegankelijk waren. Om die reden zou er sprake zijn van een nieuwsfeit, waarvoor het tonen van de bewuste foto's noodzakelijk zou zijn. De rechter stelde Kaagman echter in het gelijk en benadrukte dat inbreukmakende foto's op het internet geen nieuwsfeit opleveren die herplaatsing in een ander medium rechtvaardigt. Die redenering zou volgens de rechter immers tot gevolg hebben dat Kaagman feitelijk vogelvrij zou zijn.

In een rechtszaak uit 2005 tegen De Telegraaf ving Arnold Heertje daarentegen wel bot [noot 80]. De krant had een artikel gepubliceerd onder de kop: 'Het ware gezicht van Arnold Heertje' met daarnaast zijn foto. Het kritische artikel ging met name over de wijze waarop Heertje jarenlang zijn verzameling antiquarische boeken uit handen van zijn schuldeisers had gehouden. Heertje betwistte niet alleen de beschuldigingen maar verzette zich ook tegen plaatsing van zijn portret, nu die de schending van zijn privacy zou verergeren. Bovendien stelde Heertje dat foto's die weliswaar rechtmatig genomen zijn, nooit gebruikt mogen worden in een andere context. Daarbij deed hij tevergeefs een beroep op de hiervoor genoemde Caroline-uitspraak. De rechter oordeelde dat Heertje geen redelijk belang had om zich te verzetten tegen de publicatie van de foto, die kennelijk bij een openbare gelegenheid genomen was. Dat de context van het bijbehorende verhaal niet overeenkomt met de gelegenheid waarop de bewuste foto is gemaakt, doet hier niets aan af. De grote bekendheid van Heertje, zijn publieke optredens en het feit dat reeds veelvuldig foto's van hem in de media zijn verschenen, waren bepalend voor het oordeel. De uitingsvrijheid van De Telegraaf ging dus boven het gestelde privacybelang van Heertje.
Het celebrity-paar Adam Curry en Patricia Paay viste eveneens achter het net nadat Weekend enkele op zichzelf neutrale foto's zonder toestemming had gepubliceerd [noot 81]. Curry had deze foto's zelf gemaakt en op zijn website geplaatst onder toepassing van bepaalde voorwaarden, de zogenaamde Creative Commons Public License Attribution-NonCommercial-ShareAlike 2.0 (zie paragraaf 3.6). Weekend had het verbod op commercieel gebruik in deze voorwaarden aan haar laars gelapt en daarmee het aan Curry toebehorende auteursrecht geschonden. Daarnaast stelde Curry dat het weekblad ook het portretrecht van hem en zijn gezin had geschonden. De rechter stelde hem op dit punt in het ongelijk. Van een privacybelang kon geen sprake zijn nu Curry de foto's tenslotte zelf op het internet had geplaatst. Daarnaast traden Curry en zijn gezinsleden veelvuldig in de publiciteit. Zij hadden zelfs de hoofdrol gespeeld in een zogenaamde realitysoap over hun dagelijkse beslommeringen in en rond het huis. Ook in deze zaak sneuvelde een beroep op de Caroline-uitspraak. De uitingsvrijheid van Weekend ging ook nu boven het gestelde privacybelang van de familie Curry.

Politieagenten in de openbare uitoefening van hun functie zijn eveneens publieke figuren. Ook zij moeten een zekere mate van kritiek en een grotere inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer dulden dan onbekende personen. Dat blijkt uit een uitspraak uit 2005 over foto's van agenten in uniform die snelheidscontroles uitvoerden [noot 82]. De maker ervan was van plan om de beelden op de website www.flitsservice.nl te plaatsen. Toen hij weigerde in te gaan op het verzoek van de agenten om te stoppen met fotograferen, namen die zowel zijn camera als de geheugenkaart daarin in beslag. In de daarop volgende rechtszaak eisten de agenten naast een verbod op publicatie ook vernietiging van de geheugenkaart. De maker van de foto's stelde dat dergelijke maatregelen zijn recht op vrijheid van meningsuiting ontoelaatbaar zouden inperken. De rechter overwoog allereerst dat elke burger die informatie publiceert over maatschappelijk relevante zaken − zoals de controle op snelheidsovertredingen door de politie − in beginsel een grote mate van bescherming toekomt. Dit geldt niet alleen voor professionele journalisten, maar ook voor 'amateurs' die het publiek over dit soort onderwerpen willen informeren aan de hand van opinies en foto's. Politieagenten kunnen om die reden dus niet altijd voorkomen dat zij in een dergelijke publicatie geportretteerd worden.

Daar staat tegenover dat de politie voor een goede uitoefening van haar taken ongestoord het vertrouwen van het publiek moet kunnen genieten en zich beschermd moet weten tegen gedragingen en situaties waarmee haar functioneren op onaanvaardbare wijze wordt belemmerd. De maker had op de website de namen van de agenten al bekendgemaakt, waarna andere bezoekers agressieve en dreigende reacties hadden geplaatst. Op grond daarvan oordeelde de rechter dat een verbod op publicatie van de herkenbare agenten gerechtvaardigd was. Hij overwoog dat het voor een adequate berichtgeving over de snelheidscontroles door de politie niet nodig is om de namen, hoofden en gezichten van de agenten in kwestie openbaar te maken. De vordering tot het vernietigen van de geheugenkaart wees de rechter wel af. Een dergelijke maatregel zou een buitenproportionele inbreuk op de uitingsvrijheid betekenen.

8.12 Privacy van de koninklijke familie

Leden van de koninklijke familie strijden voortdurend tegen ongewenste publicaties in de media. Met name de roddelbladen hebben een hardnekkige belangstelling voor het persoonlijke wel en wee van deze personen. Wanneer leden van het koningshuis een officiële rol vervullen, zoals op Koninginnedag, mogen ze vrij worden gefotografeerd. Zo betrof de weliswaar stiekem gemaakte foto uit 1965 van prinses Beatrix, arm in arm met haar aanstaande Duitse verloofde Claus, een nieuwsfeit. Dat gold ook voor de eerste foto van prinses Máxima als aanstaande verloofde van prins Willem Alexander in 2000. Met name het verleden van vader Zorreguieta als lid van een voormalig Argentijns misdadig regime maakte deze verloving politiek gevoelig. Zoals we zagen in de Caroline-uitspraak gaat de persvrijheid vóór het recht op privacy als de publicatie bijdraagt aan een debat van algemeen belang. Moeilijker ligt het met publicaties die enkel dienen ter bevrediging van de nieuwsgierigheid naar iemands privéleven, in het bijzonder foto's die het gevolg zijn van hinderlijk volgen. Zo toonde Privé in 2005 een foto van prinses Marilène met haar jongste kind aan de borst. De prinses is weliswaar lid van de koninklijke familie, maar zij bekleedt daarin geen officiële functie. Zo'n foto betreft bij uitstek een privéaangelegenheid. Dat zij zich daarbij bevindt in de openbare ruimte doet daaraan niets af. De prinses zag af van het nemen van juridische stappen, maar zou een rechtszaak naar alle waarschijnlijkheid hebben gewonnen. De sterke doorwerking van de Caroline-uitspraak blijkt verder uit een tweetal rechterlijke uitspraken in 2005 [noot 83]. Zowel SBS6 als Privé hadden korte videofragmenten en foto's gepubliceerd die afkomstig waren uit een gestolen camera van prinses Máxima. Hoewel de beelden op zichzelf onschuldige vakantiefoto's betroffen, oordeelde de rechter dat het portretrecht was geschonden. De uitzending diende volgens de rechter geen enkel publiek belang. Geheel volgens de lijnen van het Caroline-arrest overwoog de rechter dat deze publicaties geen enkele bijdrage aan het publieke debat leveren over een maatschappelijk relevante kwestie. Zij dienen geen ander doel dan de bevrediging van de nieuwsgierigheid van een sensatiebelust publiek. Ook het feit dat de beelden al eerder op internet circuleerden, was volgens de Rechtbank geen rechtvaardiging voor ongeautoriseerde uitzending.

In 2006 moest Privé zich alsnog bij de rechter verantwoorden wegens een portretrechtelijke schending van Willem-Alexander, Máxima en prinses Amalia [noot 84]. Het weekblad had foto's gepubliceerd van het gezin in zwemkleding aan het strand bij het vakantiehuis van de koninklijke familie in het Italiaanse Porto Ercole. De foto's waren met sterke telelenzen over een afstand van ongeveer 750 meter vanaf de openbare weg gemaakt. De rechter achtte de publicatie van deze foto's ontoelaatbaar. Aan de foto's is duidelijk te zien dat de geportretteerden zich op dat moment in de beslotenheid van het gezin wilden afzonderen. Onder die omstandigheden mochten zij zich vrij en onbespied wanen en hoefden zij er geen rekening mee te houden dat zij heimelijk met een telelens vanuit de verte zouden worden gefotografeerd. Dat het geen privéstrand betrof en dat de foto's neutraal van karakter waren, deed hieraan volgens de rechter niets af. Opnieuw stelde de rechter vast dat de foto's geen bijdrage leveren aan het publiek debat. De bevrediging van de nieuwsgierigheid van de lezers van Privé kan in dit verband niet als een juridisch relevant belang dienen, dat uitstijgt boven het belang van Willem-Alexander, Máxima en prinses Amalia op de bescherming van hun privacy. Wel stelde de rechter een aanvullende eis. Voor een publicatieverbod moet het gaan om foto's van privésituaties waarbij geen sprake is van een maatschappelijk relevante privéaangelegenheid. Als de publicatie op rechtmatige wijze een bijdrage levert aan een publiek debat over een kwestie van algemeen belang zal deze niet verboden worden.

Sinds enige tijd hanteert de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) namens het Koninklijk Huis de zogenaamde Mediacode. Deze code bepaalt dat de mediacontacten tussen de leden van het Koninklijk Huis en de pers in overleg tot stand komen, zodat zij er op mogen vertrouwen met rust gelaten te worden op de momenten dat zij niet op grond van hun officiële functies naar buiten treden. De Mediacode benadrukt dat 'met rust gelaten worden' met name inhoudt dat leden van het Koninklijk Huis verschoond blijven van achtervolgende, bespiedende fotografen en verslaggevers wier enige doel het maken van foto-opnamen is of het uitlokken van mondelinge reacties. De Mediacode is te vinden op www.koninklijkhuis.nl.

Overigens bonden prins Willem Alexander en prinses Máxima in 2004 ook al eens de strijd aan tegen Privé. Het blad had foto's gepubliceerd van hun villa De Eikenhorst die tijdens een verbouwing waren gemaakt door een bouwvakker [noot 85]. De rechter stelde dat de interieurfoto's op zichzelf weinig onthullend en betrekkelijk onschuldig waren, maar dat ze in samenhang met de begeleidende teksten te ver gingen. Ook nu oordeelde de rechter dat de inrichting en verbouwing van het huis van het prinselijk echtpaar niet kan worden beschouwd als een onderwerp van publiek debat. Nieuwswaarde die louter is gericht op bevrediging van de nieuwsgierigheid kan niet als reden van publiek belang worden aanvaard. Hoewel het hier dus niet om een portretrechtelijke schending ging, was de publicatie op grond van het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer evengoed niet toegestaan.

Bij de bescherming van de koninklijke privacy zijn niet alle juridische middelen toegestaan. De gemeente Wassenaar had in 2003 een fotoverbod ingesteld rond de villa van Willem Alexander en Máxima met het doel de privacy van de bewoners zoveel mogelijk te beschermen. De rechter vond dit verbod echter te ver gaan en verklaarde de maatregel ongeldig. De gemeente had eerst minder vergaande maatregelen moeten uitproberen zoals het aanbrengen van dichtere begroeiing of aanpassing van het bestaande hekwerk [noot 86].

8.13 Privacy van verdachten en veroordeelden

Geportretteerden die worden verdacht van een strafbaar feit of daarvoor zijn veroordeeld hebben net als iedereen recht op bescherming van hun persoonlijke levenssfeer. Publicaties over misdrijven kunnen voor de betrokkenen schadelijke gevolgen hebben en hun resocialisatie bemoeilijken. Tegelijkertijd geldt dat de samenleving recht heeft om adequaat te worden geïnformeerd over criminele feiten, verdachten en hun achtergronden. Denk daarbij alleen al aan ontsnapte TBS-gevangenen die levensgevaarlijk voor hun omgeving kunnen zijn. De media spelen bij het verstrekken van die informatie uiteraard een essentiële rol. Zij zullen daarbij echter uitermate zorgvuldig moeten omgaan met de belangen van verdachten of veroordeelden. Ook nu moet per geval gekeken worden hoe het belang van de persvrijheid zich verhoudt tot het privacyrecht van verdachten of veroordeelden. Daarbij kijkt de rechter vooral naar de context waarin een foto is geplaatst. Hoe groot is de nieuws- en informatiewaarde van de publicatie en is een portret als illustratie bij een artikel functioneel?

Nederland kent in dit verband inmiddels een aanzienlijke hoeveelheid rechtspraak waarbij de rechter de tegengestelde belangen van de pers enerzijds en verdachten of veroordeelden anderzijds moest afwegen. Een belangrijke uitspraak uit 1994 gaat over het portret van Ferdi E., die voor de moord op Gerrit-Jan Heijn veroordeeld werd. [noot 87]. In het weekblad Panorama verscheen in 1989 onder de titel 'Met voorbedachten rade' een artikel over 'De zes beruchtste moordenaars van na de oorlog'. In dit artikel deed de auteur verslag van zijn onderzoek naar de achtergronden en motieven van deze veroordeelden. Bij het artikel was onder meer een portret van Ferdi E. van fotograaf Paul Stork geplaatst, gemaakt tijdens een reconstructie van de moord. Korte tijd later verscheen in hetzelfde blad onder de titel 'De jury heeft gesproken' een artikel over de toekenning van de Zilveren Camera voor de beste persfoto van 1988. Bij dit artikel waren veertien bekroonde foto's geplaatst, waaronder de genoemde foto van Paul Stork. Ferdi E. meende dat Panorama met deze publicaties zijn recht op privacy had geschonden. De rechter stelde hem echter in het ongelijk. De foto van E. had op het moment van de publicaties voldoende nieuws- en informatiewaarde. Bovendien waren de begeleidende teksten in de publicaties louter feitelijk van aard en daarmee niet onnodig grievend.

In 2002 maakte de Amsterdamse vastgoedhandelaar Endstra bezwaar tegen publicatie van zijn portret in Quote. Het blad had zijn naam en foto op een lijst van 500 rijkste Nederlanders geplaatst. Endstra wilde geen publieke figuur zijn en vreesde bovendien dat door deze publicatie de kans op zijn ontvoering of liquidatie zou toenemen. Quote beriep zich voor de rechter op de persvrijheid. Het publiek zou recht hebben op informatie over de achtergrond van rijke Nederlanders. De rechter maakte opnieuw een afweging tussen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer enerzijds en de persvrijheid anderzijds. Endstra won de procedure en Quote moest de bladen uit de winkels halen [noot 88]. Opmerkelijk genoeg diende een dag later opnieuw een kort geding tussen Endstra en Quote. In het nieuwe nummer had Quote namelijk bericht dat Endstra banden met de onderwereld zou hebben en door justitie in de gaten werd gehouden. Quote had onder meer willen aantonen dat Endstra contact onderhield met Willem Holleeder, een van de ontvoerders van bierbrouwer Heineken. Daartoe had het blad een snapshot van een anonieme fotograaf geplaatst van Endstra en Holleeder in gesprek op een bankje in Amsterdam-Zuid. De vordering van Endstra om publicatie van deze foto te verbieden wees de rechter in een tweede vonnis wel af [noot 89]. De omstreden foto was namelijk relevant voor het bijbehorende artikel. Hier woog de persvrijheid dus weer wel zwaarder dan het privacybelang van Endstra.

Naast de persvrijheid kan ook het opsporingsbelang van justitie een zodanig grote rol spelen dat het recht op privacy daarvoor wijkt. Op grond van artikel 22 van de Auteurswet mogen afbeeldingen door of vanwege justitie worden verveelvoudigd en openlijk tentoongesteld en verspreid. Met name het tonen van foto's in het tv-programma 'Opsporing verzocht' en op het internet levert justitie bij opsporingsonderzoeken steeds vaker bruikbare tips op. In deze gevallen moet het recht op privacy van de verdachte dus soms plaats maken voor het opsporingsbelang. Een goed voorbeeld hiervan betreft een rechtszaak uit 2004 van Mohammed B. tegen de AVRO en het Openbaar Ministerie [noot 90]. B. werd verdacht van de moord op cineast Theo van Gogh. Tegen zijn zin zou het programma 'Opsporing verzocht' het portret van B. volledig herkenbaar in beeld brengen. De rechter stond de vertoning van de foto toe: het belang van de opsporing woog in dit geval zwaarder dan het belang van de persoonlijke levenssfeer van B. Het ging hierbij uiteraard niet om de opsporing van B. zelf, die op dat moment al enige tijd in detentie zat, maar om de opsporing van eventuele handlangers. Verder betrok de rechter in zijn vonnis het feit dat het om de verdenking van een zeer ernstig misdrijf ging, te weten moord met terroristisch oogmerk. Om B. te kunnen identificeren en eventuele getuigen op het juiste spoor te zetten, was het noodzakelijk dat zijn portret zou worden geopenbaard. Het geven van slechts een signalement – Mediterrane man met baard en lange jas op fiets – zou daartoe ontoereikend.

Daarentegen stond de rechter niet toe dat een Amsterdamse sigarenhandelaar het portret van een winkeldief in zijn winkel had opgehangen [noot 91]. Bij het portret stond de tekst 'Deze vrouw heeft hier gestolen'. Dit was in strijd met het privacybelang van de vrouw. De identiteit van de vrouw was al lang en breed bekend; de publicatie van haar portret diende geen algemeen opsporingsbelang. Deze publicatie kwam feitelijk neer op een vorm van eigenrichting. Dit zou waarschijnlijk allemaal anders zijn wanneer de vrouw op het moment van de publicatie nog steeds gezocht werd. Want behalve sommige burgers gaan ook politie en justitie zelf steeds vaker over tot het verspreiden van portretten van verdachten, voortvluchtige personen of handlangers. Zo plaatste de politie in 2005 op het internet de portretten van 250 voetbalsupporters die zich hadden misdragen bij een wedstrijd tussen Feyenoord en Ajax. Recent heeft het College Bescherming Persoonsgegevens geconcludeerd dat politie en justitie met deze publicatie op het internet hun bevoegdheden niet hebben overschreden [noot 92]. Wel merkte het College op dat het belang van de verdachte hierbij altijd in het oog moet worden gehouden. Zo moet een foto meteen worden verwijderd zodra de identiteit van de verdachte is vastgesteld. Bovendien moet het bij dit soort publicaties altijd gaan om een misdrijf waarop voorlopige hechtenis is toegestaan.

Bron: Buiten beeld. Het auteursrecht van fotografen.
isbn 978 90 72216 88 5